STRUIKELSTENEN

Op 5 november 2025 werden in Muiderberg voor de eerste keer struikelstenen gelegd ter nagedachtenis aan joodse inwoners, die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gedeporteerd en vermoord. Bij de ingang van de joodse begraafplaats in Muiderberg (Googweg 6) werden struikelstenen gelegd voor de voormalige beheerder Henri Birnbaum (1899 – 1944) en zijn schoonmoeder Hélène Hausdorff-Bondi (1866 – 1944). Voor het huis Brink 25 werden struikelstenen geplaatst voor Abraham ‘Manjoe’ Teitel, diens vrouw Claire (1906 – 1946) en hun zoon Robert (1941)

De stenen zijn van beton. Op de kop van 10 × 10 cm zit een messing plaatje.

Struikelstenen (Stolpersteine) zijn het initiatief van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Inmiddels zijn in heel Europa al meer dan 100.000 stenen geplaatst. Zij vormen samen een wijdvertakt monument voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog De gedenkstenen worden aangebracht in het trottoir voor de vroegere woonhuizen van mensen, die door de nazi’s verdreven, gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord gedreven zijn. Hieronder vallen onder meer Joden, Sinti, Roma, verzetsstrijders en politieke gevangenen.

De Stichting Struikelstenen Gooise Meren richt zich op de slachtoffers die uit Bussum, Naarden, Muiden en Muiderberg zijn weggevoerd en vermoord. Naar schatting gaat het in de gemeente Gooise Meren om bijna 600 joden. De Stichting doet onderzoek naar de verhalen van deze mensen en streeft ernaar voor hen struikelstenen te plaatsen.

Twee struikelstenen bij de kohaniem-ingang van de Joodse begraafplaats

Henri ( Chaïm’) Birnbaum studeerde aan de Economische Hogeschool in Rotterdam, maar had als gevolg van de massale werkloosheid in de jaren dertig zijn bakens wat betreft werk verzet. Na zijn huwelijk met de Rotterdamse Lydia Hausdorff trok het jonge paar in 1933 in de beheerderswoning in Muiderberg. Vanwege zijn functie had Henri Birnbaum sinds juli 1942 een zogenaamde ‘Sperre’, een tijdelijk uitstel van deportatie. Ook zijn schoonmoeder, die in het voorjaar van 1941 vanuit Rotterdam naar Muiderberg was verhuisd, was tot nader order vrijgesteld als ‘onmisbaar voor de huishouding’. Ondanks die Sperre vielen in mei 1943 politiemannen de beheerderswoning binnen en arresteerden Hélène. Zij werd op 3 maart 1944 samen met haar 43-jarige dochter Johanna – tot aan haar deportatie maandenlang verpleegster in het ziekenhuis in kamp Westerbork – op transport gezet naar Auschwitz. Meteen na aankomst op 6 maart 1944 werden moeder en dochter vergast.

Half oktober 1943 dook het gezin Birnbaum als een van de laatste joden in Nederland onder. Henri en Lydia namen het moeilijke besluit hun kinderen van vier, zes en acht jaar mee te geven aan het verzet, die hen op verschillende plekken in Nederland onderbracht. Zijzelf doken onder in Friesland. Op hun onderduikadres bij een weduwe in Poppingawier werden zij op 14 augustus 1944 verraden door een vrouw uit een naburig dorp. Dezelfde middag vielen vijf mannen het huis binnen. Birnbaum was suikerpatiënt en vroeg of hij zijn insuline mocht meenemen. Het antwoord was veelzeggend: ‘Man, waarvoor heb jij insuline nodig, over enige dagen ben jij toch dood’. Op 3 september 1944 werd het echtpaar Birnbaum vanuit Westerbork op transport gezet naar Auschwitz. Bij aankomst werden zij meteen van elkaar gescheiden. Henri werd enkele weken later, op 30 september, vergast. Lydia werd te werk gesteld in werkkampen in Auschwitz en Libau, die zij ternauwernood overleefde. De drie kinderen kwamen levend uit de onderduik. Na de oorlog werden moeder en kinderen herenigd. Ze werden in huis genomen door haar broer David Hausdorff, een bekende arts in Rotterdam. Lydia overleed in 2003 in Jeruzalem.

Bronnen: Halte Hausdorff door Trix van Bennekom en ‘De joodse familie Birnbaum’ door Annet Betsalel en Huib ter Haar.

Abraham “Manjoe” Teitel (1913 – 1942) was de jongste zoon uit een gezin, dat vanuit een deel van Oostenrijk-Hongarije (nu zuid-Polen) via Wenen naar Nederland kwam en zich in 1916 in Den Haag vestigde. In 1924 kregen de gezinsleden de Nederlandse nationaliteit. Manjoe studeerde aan de Technische Hogeschool in Delft en werd natuurkundig ingenieur. Zijn linkse overtuiging volgend werd Manjoe lid van het Centraal Wuppertal Comité. Die organisatie was solidair met de beklaagden in de zogeheten Wuppertal-vakbondsprocessen in Duitsland. Honderden mensen, veel vakbondsleden, werden er door de nazi’s beschuldigd van hoogverraad en kregen zware straffen. In 1935 reisde Manjoe naar Wuppertal om steun te betuigen aan de arrestanten. Hij werd ondervraagd door de Gestapo en weer vrijgelaten. Maar er werd wel een dossier van hem aangelegd. Het comité werd in Nederland in de gaten gehouden door de Nederlandse veiligheidsdienst omdat het beschouwd werd als een communistische organisatie.
In juni 1942 werd Manjoe gearresteerd toen hij zich na zijn ontslag bij Fokker bij de Sicherheitspolizei  moest melden. Hij werd vastgezet in het Huis van Bewaring II aan de Amstelveenseweg. Op 15 augustus van dat jaar werd hij overgebracht naar kamp Amersfoort. Een paar maanden later volgde transport naar concentratiekamp Mauthausen, waar veel politieke gevangenen werden opgesloten. Hij kwam er aan op 22 oktober 1942. De volgende dag werd hij vermoord.

De drie struikelstenen bij de ingang van Brink 25.

Twee andere stenen voor het pand op Brink 25 werden gelegd voor Klara Jakobine “Claire” Teitel-Donsbach (1906 – 1946) en Robert Teitel (1941), die beiden de oorlog overleefden. Claire was de vrouw van Manjoe. Zij verhuisde aan het begin van de zomer van 1941 naar Muiderberg, maar ging terug naar Amsterdam voor de geboorte van hun zoontje Robert. Vervolgens keerde ze terug naar Muiderberg. Manjoe kon zich pas in december 1941 bij hen voegen. Omdat hij joods was mocht hij van de bezetter Amsterdam niet verlaten. Aan zijn verblijf in Muiderberg kwam door zijn arrestatie al na zes maanden een einde.

Om in haar levensonderhoud en die van haar zoontje te voorzien, verhuurde zijn vrouw een kamer van haar huis in Muiderberg, dat de naam Boschlust draagt en elders in deze encyclopedie wordt beschreven. Na het einde van de oorlog verhuisden zij en Robert naar Amsterdam. Boschlust was in de oorlog ook tijdelijk het onderkomen voor de uit Hongarije afkomstig ingenieur Lászlo Váhl en zijn gezin.

« Terug naar Lexicon A-Z