Tekst: Aaltje Baarslag
Zang: Peter Rieken
Muziek: G.A. Heinze
Muiderberg, mijn mooie woonplaats
Aan het strand der Zuiderzee
`k Heb u lief, U blijf ik beminnen
Zelfs de vreemdeling dweept er mee
Als de lente U gaat tooien
Met haar mooie jonge groen
Kan geen dorpje ons bekoren
Zoals Gij het ons kunt doen
In de zomer, `k moet het zingen
‘t Is zo mooi aan ‘t kleine strand
Wie kan ons zo’n dorpje noemen
In ons hele vaderland ?
En wij kunnen ons vermaken
In het doolhof of het Koch
Muiderberg ‘k blijf van u houden
Houd U schoonheid jaren nog
Komt de herfst met ruwe vlagen
In ons dorp en wordt het guur
Dan toont gij ons mooie kleuren
In uw bos zo menig uur
En de winter ‘k zal het zingen
Geeft ons ijs vermaak en sneeuw
Muiderberg houdt toch uw schoonheid
Voor ons volk nog menig eeuw
God de heer zij met ons dorpje
En met de mensen al te saam
Met natuur, die ons zo voor gaat
Loven wij zijn grote naam
Leven wij in eendracht samen
Naar de eis van Godes woord
Dan zal ‘t goed gaan op ons dorpje
Dan gaat alles zo ‘t hoort.
Freek de Jonge tijdens ‘Zing op de Brink’, 2008. Deze begenadigde cabaretier woont sinds 1977 in Muiderberg.
Tekst: Freek de Jonge
Muziek: Harrie Jekkers.
Refrein:
Oh Muiderberg
Lekker dorp achter de dijken
Met je Brink, het Echobos, het G.A. Heinzeplein
Oh Muiderberg
Ik zal met niemand willen ruilen
Want ik ga huilen als ik niet in Muiderberg zou zijn.
Tekst: Carlo van der Vegt
Muziek: Johan Smit
Live opname tijdens Zing op de Brink, 2008
Zang: alle vrijwilligers van Swing op de Brink; lead singer Johan Smit
Achtergrondkoor: Sweet Sixteen (Sweet 60)
Refrein:
Muiderberg, Muiderberg
Aan de rand van het Gooi
ligt charmant stil en mooi
Muiderberg, Muiderberg
Een oase van rust
aan de Zuiderzee kust
Muiderberg, Muiderberg
Bij het zien van het bord bij de Hakkelaarsbrug
krijg ik steeds dat gevoel van: Ik ben weer terug!
Muiderberg…….Muiderberg.
Ook al hoort het bij Muiden, een stad
noemen wij het “ons Dorp” en zowat!
Er is bos, er is strand, ondiep water en zand.
De schaapjes en koeien staan ‘s zomers in ’t land
Ja elke keer als ik de Brink over rij,
voel ik me weer thuis en zing (bijna) blij:
Refrein
In het Lagerhuys, vóór het diner
drink je op het terras een rosé
Aan het eind op de hoek vind je Lieftincks café
voor (‘n) biefstukje brood, boerenkool of saté.
Je krijgt haast voorspelbaar dat fijne gevoel
En weet dan ook wat ik bedoel (met):
Refrein.
In ons dorp heerst geen stadse hectiek
‘t is hier vredig, wat stil en rustiek.
Toch een paar keer per jaar staat het dorp op z’n kop
(Dan) is Swing op de Brink er of Heinze treedt op!
Je zoekt je bestemming; je vond wat je zocht!
Wie kiest voor ons dorp is verkocht!
Laatste refrein met aan het slot:
Wie hier woont raad ik aan….
Ga hier nooit meer vandaan!
Muiderberg…Muiderberg
Geactualiseerde versie:
Gooise Meren heet nu onze stad
Maar het blijft toch ons dorp en so what
Er is bos, er is strand, ondiep water en zand
De schaapjes en koeien staan ‘s zomers in’t land
Ja elke keer als ik de Brink over rij
Voel ik me weer vrolijk en blij.
refrein:
Muiderberg, Muiderberg
Aan de rand van het Gooi
ligt charmant stil en mooi
Muiderberg, Muiderberg
Een oase van rust aan de Zuiderzee kust
Muiderberg, Muiderberg
Bij het zien van het bord bij de Hakkelaarsbrug
krijg ik steeds dat gevoel van: Ik ben weer terug!
Muiderberg….Muiderberg.
Je geniet op de Brink van het groen
Even weg uit het daag’lijkse doen.
We groeten elkaar, ook als men je niet kent
We doen dat omdat je een dorpsgenoot bent.
Je krijgt haast voorspelbaar dat fijne gevoel
En weet dan ook wat ik bedoel:
refrein
In ons dorp heerst geen stadse hectiek
“t is hier vredig, wat stil en rustiek.
Maar een paar keer per jaar staat het dorp op z’n kop:
Dan zijn er de feesten en Heinze treedt op.
Je zocht je bestemming; Je vond wat je zocht!
Wie kiest voor ons dorp is verkocht!!
laatste refrein met aan het slot:
Wie hier woont raad ik aan….
Ga hier nooit meer vandaan!
Muiderberg…Muiderberg
Tekst: Jan Willem Verbeek
Muziek: Jan Willem Verbeek/Hans Rusche
Dronebeelden: Martin Jut
Tekst volgt onder het gezongen lied.
Altijd kom ik weer bij jou terug, weg van het stadsgedruis,
nog één stoplicht bij de Hakkelaarsbrug, ik ben al bijna thuis.
Echo’s klinken uit het Echobos, een vogel fluit zijn lied,
niet ver van de plek waar Floris naar verluidt het leven liet.
En waar ter wereld ik m’n glas ook drink,
in gedachten ben ik altijd op de Brink!
Muiderberg, Muiderberg, te midden van de reuzen, ben jij m’n lieve dwerg,
Muiderberg, Muiderberg, voor mij ben jij een wereldstad, mijn Muiderberg.
Witte zeilen zwaaien enthousiast, naar de Kerk aan Zee,
een zwaan slaat trots z’n vleugels uit en zwaait nog even mee.
En waar ter wereld ik m’n glas ook drink,
in gedachten ben ik altijd op de Brink!
Muiderberg, Muiderberg, te midden van de reuzen, ben jij m’n lieve dwerg,
Muiderberg, Muiderberg, voor mij ben jij een wereldstad, mijn Muiderberg.
Ooit krijg ik een laatste rustplaats, dat kan niet anders zijn dan hier!
Muiderberg, Muiderberg, te midden van de reuzen, ben jij m’n lieve dwerg,
Muiderberg, Muiderberg, je bent dan wel geen wereldstad, maar da’s niet erg.
Voor mij ben jij een werelddorp, mijn lieve Muiderberg.
GEDICHTEN
1. Gedicht uit 1793 van Lieve van Ollefen (Amsterdam, 1749 – 1816)
Noord-Nederlandse dichter en (toneel)schrijver
In het aangenaame Gooiland, bestaat zekerlijk geen onaanmerkelijke, noch onbevallige plaats, het dorpjen waarover wij thans onze toehoorders moeten onderhouden; terecht wordt van hetzelve gezegd dat men aldaar in een klein bestek beschouwt:
Alle de veranderingen van Gooiland, van heuvelen zaai- en weilanden, en bosschaadjen, benevens het gezicht op de Zuiderzee; ook ontbreekt het er geenszins aan bekoorlijke lusthoven.
Wie zee en lomrig hout bemint,
op ’t bouwland zijn genoegen vindt,
Het duinzand gaarne blinken ziet,
Vergeete MUIDERBERG dan niet! **)
Al wat het oog verrukken kan,
Vind men hier bij elkander
Wat deel des gronds men ook betreed,
Het één is niet als ’t ander.
Nu is ’t de ruime Zuiderzee,
Dan duin, hier breede velden,
wier bloeiend boekwijt, en wier graan.
den gunst des Scheppers melden;
Gintsch is ‘t welig kreupelbosch;
daar aangename dreeven,
Al wat hier is, kan ’s wandlaars oog
en hart voldoening geven.
**) Deze eerste vier versregels staan afgedrukt op een oude gravure (zie Dorpswapen).
2. Jan de Marre (1696 – 1763);
zeeman, dichter en directeur van de Amsterdamse schouwburg
Rustrijk Hofdicht
Dit gedicht is toegezongen aan den wel edelen Heere Barend Gerbrand Homoet, bewindhebber wegens Groningen, in de Oost-Indische Maatschappij ter Kamer Zeeland. Deze wel edelen heere Homoet bezat hier in Muiderberg een Buiten, genaamd Rustrijk.
Beminlijkste aller eigenschappen!
Gij, voedster van de liefde en de vreugd!
O priesteres der eedle deugd,
Om wie Gods Engelen hun zuivre wieken klappen
Als gij uw offers voor den troon des hemels draagt
Gij, dankbaarheid! Verzel me in mijn bespiegelingen
nu ik aan Homoet myn erkentenis wil zingen,
Terwijl geestwekkend licht in ‘t Oosten vrolijk daagt.
Mijn dichttoon ryze als ’t duin der Muiderbergsche stranden!
Zy zo bekoorelijk als Rustrijks vruchtbre grond
Zo zuiver, zo vol kragt als ’t vuur, ’t welk ’t hemelrond.
en aardrijks kim verrijkt, en zoomt met gouden randen.
Dat Rustrijk ’t heuchlijk wit van mijn gezangen zij,
En Muiderberg! Maar hoe! Wat wondere vertoning!
De dichtkunst voert mij naar die schone Buitenwoning,
En zet mijn zangster haar penseel en verven bij.
Ik zie mijn weder in die aangename dreven
die geesten doen herleven,
op Rustrijk, van welks grond de bange kommer vlied,
en de afgematte ziel een zagte rust geniet.
Wij wandlen naar de waterkommen
van wier geboorte ons land te deerlijk heeft gewaagt,
Toen ’t zeenat, boven peil geklommen,
wierd door den dijk gejaagd.
En vormde, met den ramp der volken
dees vademdiepe kolken,
die, door de nyvre kunst omwald en opgesierd,
geschikt tot Rustrijks pronk, en ’s Hofheers lust en voordeel,
bewijzen hoe ’t vernustig oordeel
de rampen tot zijn nut bestiert.
Jan de Marre over de Muiderbergse Echo:
Men zoek niet meer gewelfde zalen
daar ’t marmer, naar den eisch geplaatst,
’t geluid tienwerven wederkaatst,
de woorden langs de wanden dwaalen.
Hier vind men, zonder hulp van zulk een kostb’ren vond,
Een wondren wedergalm, wiens klanken nimmer missen,
niet wederkaatsende uit gewelven, diepe nissen,
maar in het weelig groen, en van een zagten grond.
Een kille schrik rijt door de leden,
Wanneer een stem, die Rustrijks lommer prijst,
Voor onze voeten, uit den grond, naar de ooren rijst.
en bauwt den spreker na in al omstandigheden.
———————-
Deze gedichten werden voorgedragen door Bart van Straaten tijdens de Literaire Salon in Het Rechthuis op 27 maart 2022, georganiseerd door de Stichting Monumentaal en Historisch Muiderberg.