JOODSE BEGRAAFPLAATS

Deze luchtfoto toont de ca. 45.000 graven van de joodse begraafplaats, zij het dat een deel door het bos aan het oog wordt onttrokken. Het gebouw links is de aula en rechts staat het hoofdgebouw; beide zijn een rijksmonument. Aan de bovenkant van de foto is het Echobos te zien en rechts, aan de ander kant van de weg (de Googweg) een deel van het Kocherbos.

De eeuwenoude muur is een markant punt langs de Googweg

De joodse begraafplaats te Muiderberg ligt achter een eeuwenoude bakstenen muur. De officiële ingang bevindt zich aan de Googweg nummer 6. Eigenaar van dit rijksmonument is de Nederlands-Israëlitische Hoofdsynagoge (NIHS), kortweg Joodse Gemeente Amsterdam. Met ca. 45.000 graven is dit de grootste in gebruik zijnde joodse begraafplaats in Nederland. Hij werd in 1642 gesticht door ‘Hoogduitse’ (ook wel Asjkenazische) joden, afkomstig uit Duitsland, Polen en landen verder oostwaarts.

Gunstige vestigingsfactoren waren de aanwezigheid van zandgronden en de plannen om trekvaarten te graven van Amsterdam via Muiden en Muiderberg naar ’t Gooi. Met de trekschuit zouden de doden vanuit de hoofdstad naar hun laatste rustplaats kunnen worden vervoerd. Vanaf de Hakkelaarsbrug kon het vervoer verder over het gekanaliseerde riviertje de ‘Goog’. Het stroompje werd ook wel de Jodenvaart genoemd.

Het eerste stuk grond dat door de joodse gemeente werd aangekocht lag op de voormalige Westereng en kostte 410 gulden. De koopakte werd mede ondertekend door P.C. Hooft, drost van Muiden en baljuw van Gooiland. Om deze aankoop mogelijk te maken verstrekte de Portugees-Israëlitische Gemeente (PIG) een lening van 300 gulden. Voordat zij een eigen begraafplaats hadden, werden de Asjkenazische joden begraven op de begraafplaats van de Portugees-Israëlietische Gemeente in Ouderkerk aan de Amstel.

Ingang met het oude hoofdgebouw. Foto uit 1854

De eerste uitbreiding in Muiderberg kwam via een omweg tot stand. De in 1660 opgerichte Pools-joodse gemeente had een belendend stuk grond gekocht voor het stichten van een eigen begraafplaats. Deze gemeente ging in 1673 op in de ‘Hoogduitse’ gemeente, als gevolg waarvan beide grondstukken werden samengevoegd. Bij het passeren van de kerken moesten de trekschuiten met hun meegevoerde lijken rechten betalen. Dit ‘tolgeld’ werd in 1721 afgeschaft.
In 1780 werd het landgoed Rustrijk aangekocht (deel van het Echobos) en in 1859 terreinen die tot de buitenplaats Hofrust behoorden (langs de Googweg richting Hakkelaarsbrug). De laatste grondverwerving betrof in 1924 het Kocherbos, dat overigens in 2017 werd verkocht aan de Mixed Hockeyclub Muiderberg, die het later doorverkocht aan het Goois Natuurreservaat. Het huidige grondbezit bedraagt ca 16 ha.

De begraafplaats heeft een aparte ingang voor kohaniem (enkelvoud: koheen). Dit zijn mannelijke afstammelingen van Aäron, de broer van Mozes en de eerste hogepriester in de tempel. Kohaniem (priesters) mogen niet dicht bij het lichaam van een overledene komen; een lijk wordt als onrein beschouwd. Om de juiste afstand tot de graven te bewaren, zijn over de gehele begraafplaats aparte paden voor hen aangelegd. De graven van kohaniem zijn te herkennen aan twee op de zerk aangebrachte handen, die de priesterzegen uitbrengen. Veel mannen met de naam Cohen, Cohn en Kahn zijn een koheen.

Hoofdgebouw met ontvangstzalen. De begraafplaats is vrij toegankelijk.

Naast het feit dat de begraafplaats een rijksmonument is, bevinden zich op het terrein twee afzonderlijke rijksmonumenten: het hoofdgebouw met ontvangstruimtes en het ‘metaheerhuis’, feitelijk de aula. *) Ze zijn in de jaren ’30 van de vorige eeuw gebouwd in de stijl van de Amsterdamse school en ontworpen door de joodse architect Harry Elte Phzn (1880-1944), een leerling van Berlage.

In de aula begint de daadwerkelijke uitvaart met gebeden en speeches. Joodse begrafenissen kenmerken zich door eenvoud. De ruimte is sober ingericht, er wordt geen muziek gespeeld en op of naast de kist worden geen bloemen gelegd. De enige ‘uitspatting’ is een fraai glasmozaïek van de Haarlemse glazenier Willem Bogtman (1882-1955). Voordat de overledene in een eenvoudige kist in Muiderberg aankomt (vroeger per trekschuit, tegenwoordig per auto) is het lichaam in een vestiging van het Joods Begrafeniswezen in Amsterdam door vrijwilligers uit de joodse gemeenschap ritueel gewassen en in witte doodskleding gestoken.

Metaheerhuis (aula) met aparte aanbouw voor de kohaniem

Naast de aula staat een monument ter nagedachtenis aan de ongeveer 80.000 joden, die tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Amsterdam naar de nazikampen werden gedeporteerd. Ook zijn op de naoorlogse velden veel graven te zien, waarop door nabestaanden een gedachtenissteen is geplaatst voor tussen 1940 en 1945 vermoorde familieleden. In de oorlog woonde de joodse beheerder Henri Birnbaum met zijn vrouw en drie kinderen op de begraafplaats. Het gezin ging in onderduik en werd verraden. Henri overleed tijdens zijn transport naar Auschwitz. Zijn vrouw Lydia overleefde Auschwitz en enkele andere kampen. De kinderen werden door onderduikgevers gered.

In juli 1945 werd Simon Waterman de eerste naoorlogse beheerder; hij bekleedde deze functie tot aan zijn overlijden in 1982. Samen met zijn vrouw woonde hij in de beheerderswoning, die zich op de eerste verdieping van het hoofdgebouw bevindt. Na het overlijden van haar man is zij hier tot circa 1988 blijven wonen. Daarna nam de familie Benistant het stokje over. David en Renée Benistant werden opgevolgd door Jan van Mierlo. Beheerder sinds 2007 is Dirk Jan Groen; deze woont niet op de begraafplaats. In 2017 nam ‘huismeester’ Arie Bruin zijn intrek in de (nu voormalige) beheerderswoning.

Holocaust-monument
Gedachtenisstenen voor familieleden die nooit een graf kregen

In het begin van de oorlog heeft de begraafplaats gediend als werkverschaffingsproject (de ‘werkverruiming’) voor met name joodse werklozen. Zo’n 15 tot 20 arbeiders verrichtten hier grondwerkzaamheden.**) Vanaf 1942 mocht de begraafplaats van de bezetter niet meer worden gebruikt. Niettemin vonden er in die tijd toch een aantal ‘clandestiene’ begrafenissen plaats. De namen van overleden personen werden met potlood aan de onderkant van de houten keldertrap geschreven. De begraafplaats werd in de oorlog door de joodse gemeente ook gebruikt om archiefstukken te bewaren. Ze werden in kartonnen dozen in de grond gestopt.

Een opvallende stijlbreuk: het praalgraf van David Granaat, voormalig directeur van de diamantbeurs

Bekende Nederlanders die op ‘Muiderberg’ hun laatste rustplaats kregen, zijn onder meer bokser Ben Bril, schilder Moritz Calish, vastgoedkoning Jaap Kroonenberg, journalist en musicus Max Tak, couturier Max Heymans, theatermaker Marc de Hond, journalist Jaap van Meekren en politicus en vakbondsman Henri Polak.

In 2018 werd gestart met het geven van rondleidingen. De eerste drie gidsen waren Rob Bonn, Guus Kroon en Harry Mock. Medio 2022 werd de duizendste deelnemer geteld. Vanaf 2023 bestond het gidsenteam uit Rob Bonn, Hugo Landheer, Shosho Loonstein en Harry Mock. Meer gegevens over de rondleidingen staan op de site www.rondleidingenjbm.nl.

Opgravingen

Duizenden graven van Veld A zijn in de loop der eeuwen verdwenen; ze zijn in de zachte grond gezakt of vergaan omdat ze van hout waren. Een groep vrijwilligers is in 2024 begonnen met het zoeken naar deze verdwenen zerken. In nog geen jaar tijd zijn enkele honderden, deels beschadigde stenen, teruggevonden. Ze vormen een bron van informatie over de vroegste geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland. De opgravingen geschieden op initiatief van de in 2019 opgerichte Stichting Het Stenen Archief.

Hieronder volgt een impressie van een door Harry Mock gegeven rondleiding, in 2023 opgenomen en gemonteerd door diens zoon Roy.

*) de aula van deze begraafplaats wordt in joodse kringen meestal met ‘metaheerhuis’ aangeduid, een gebouw waar de lichamen van joodse overledenen op een rituele wijze worden gewassen. Vast staat evenwel dat in deze ruimte nooit rituele wassingen hebben plaatsgevonden. Om de verwarring nog groter te maken wordt het hoofdgebouw met de ontvangstruimtes in sommige geschriften ‘aula’ genoemd.

**) Bron ‘Ons Amsterdam’, mei 2017.

« Terug naar Lexicon A-Z